De tweede bijeenkomst van ‘Anders in de kerk’ rond het jaarthema ‘Pro Deo’, werd verzorgd door Frank van Beers, Bestuursvoorzitter van Cello en voormalig openbaar bestuurder. Het thema van de avond was: ‘Ieder voor zich?’
De inleider opende met een schets van zijn eigen leven. Hij belichtte drie rollen: Frank de werkende mens, Frank de vrijwilliger en Frank de familieman. Hierdoor ontstond het beeld van een man met een rijk en sociaal/maatschappelijk actief leven met daarin als rode draad de drijfveer om iets voor anderen te willen betekenen. “Van thuis uit meegekregen”, aldus Frank van Beers, “Iets dat je gewoon wilt doen”,
Hierna voerde hij de aanwezigen in vogelvlucht door de geschiedenis van de liefdadigheid in Nederland. Van de middeleeuwen tot de Bataafse Republiek was liefdadigheid onderdeel van de samenleving, religieus gedreven en gebaseerd op particulier initiatief. Dit verschoof enigszins met de 2e armenwet uit 1854. Het antwoord van de Staat op de sociale onrust ten gevolge van de Industriële Revolutie. Echter pas in de naoorlogse periode vond een grote verschuiving plaats. Via de sociale wetgeving ging de centrale overheid steeds meer voor de burgers doen. Met als logisch gevolg stijgende overheidsuitgaven.
Illustratief hiervoor was de zorg. In 1975 bedroegen de overheidsuitgaven 10,5 miljard gulden per jaar, omgerekend 775 gulden per persoon en 9% BBP. In 2016 was dat 97 miljard euro per jaar, 5.700 euro per persoon, 13% BBP.
De vraag rees: is op termijn de gezondheidszorg nog wel betaalbaar? Marktwerking werd geïntroduceerd evenals het concept van de participatiesamenleving. Daarnaast werden taken bij decentrale overheden neergelegd. Wat dit laatste betref was 2015 een belangrijk jaar voor de zorg. Zaken die centraal via de AWBZ geregeld waren, werden bij de gemeenten neergelegd via de WMO, de Jeugdwet, de WLZ en de participatiewet. Maar … met minder middelen.
“Het lijkt”, zegt Frank van Beers, “alsof we daarmee als samenleving een stap terug deden in de tijd.
En er zijn zeker kritische kanttekeningen te plaatsen bij deze ontwikkeling”, zo vervolgt hij. “hoge eisen, beperkte middelen, gemeenten die er niet klaar voor waren en de grenzen van het absorptievermogen van de samenleving”. Toch ziet Frank van Beers de voordelen van deze ontwikkeling. Hij noemt: grotere invloed van de burger omdat de gemeentepolitiek dichterbij de burger staat, de gemeenten die goed in staat zijn alles goed te regelen en de WMO die ‘inclusief’ is.
Tenslotte is er aandacht voor Cello, zijn eigen organisatie. Deze omvat 160 locaties waar 2600 medewerkers onderwijs verzorgen voor 2434 leerlingen met een lichamelijke en/of geestelijke beperking en waar 1700 vrijwilligers actief zijn. Wat Frank van Beers opvalt is het grote enthousiasme, de bescheidenheid en de trouw van deze vrijwilligers. Kenmerkend voor de cultuur bij Cello is: vóór elkaar. Nooit: ieder voor zich!
Het zeer passend muzikaal intermezzo dat op de inleiding volgde werd uitgevoerd door Ad de Laat (zang en gitaar) en Marino van Liempt (zang en elektrische piano).
In de discussie werd met name ingegaan op de gevolgen van het decentraal beleggen van taken in combinatie de beperkte beschikbare middelen. Vooral voor de Jeugdzorg wegen deze gevolgen zwaar. Traditioneel volgde na de discussie een genoeglijke nazit.